Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Wetteloos] WETTELOOS, bijv. n. en bijw., wetteloozer, wetteloost. Van wet en loos. Van wetten onvoorzien, of daaraan geen gehoor gevende: een wetteloos en ongebonden ras van menschen. Vorige Volgende