[Werwaarts]
WERWAARTS, bijw., even als derwaarts, velerhande, enz., uit eenen dubbelen tweeden naamval zamengesteld, als uit dien van het oude we, dat aan wie, welke, enz. beantwoordt; zie wie; en uit den tweeden naamval van waart. Waarheen, zoo in eenen vragenden zin, als in eenen betrekkelijken: het land, werwaarts ik hem zond. Werwaarts is hij verhuisd? Werwaarts ik mij wend, ik vind nergens, heul noch troost.