[Werpen]
WERPEN, bedr. w., ongelijkvl. Ik wierp, heb geworpen. Kil. en elders ook worpen. Met hevigheid door de lucht van zich af drijven: het werptuig wierp eene hagelbui van steenen. Men begon al meer en meer bomben te werpen. Die vijerspranckelen, pijlen, ende doodelicke dingen, werpt. Bijbelv. De schilder worpt van spijt de spongie nat van spogh naer 't paert toe. Vond. Met meer of min hevigheid nederwaarts doen vallen: de Prins van Parma - werd - op zijn plat geworpen, dat is, plat ter aerde neder. Hooft. So wierp sij het kint onder een van de struijcken. Bijbelv. Doch wilt ghij tarwe en zware spelte in d'aerde werpen. Vond. Ter aarde, in het water, over boord, in het vuur, op den grond, enz. werpen. Iemand omver werpen, is hem omver doen vallen. Een huis omver werpen, is, hetzelve doen neerstorten. Iemands stellingen, enz. omver werpen, is, dezelve wederleggen. Iemand een gat in het hoofd, de oogen daaruit, enz. werpen, is, hem, al werpende, derwijze beschadigen. Zich in het stof werpen, beteekent, opzettelijk ter aarde vallen, om zich ten diepste voor iemand te vernederen. Zich in eenen drom van vijanden werpen, is, daarin dringen. Volk in eene vesting werpen, is, hetzelve schielijk daarin doen trekken. Iemand in de gevangenis werpen, hem daarin doen sluiten. Eenen mantel van, of om, het lijf werpen, hem van, of aan, het
lijf doen. Jongen werpen, is, dezelve ter wereld brengen: door vrees gedrongen, werpen z', in dien nood, haar jongen. L.D.S.P. Zijne oogen op iemand werpen, is hem beschouwen, verkiezen, begeeren: hij wierp zijne oogen op die weduwe. Negen oogen werpen, is, de dobbelsteenen derwijze werpen, dat derzelver bovenzijden negen oogen vertoonen. In: met dobbelsteenen werpen, met steenen, met scheldwoorden, enz., om zich henen werpen, is werpen steeds onzijdig; maar in: met steenen, enz. werpen wordt het vaak bedrijvend, als de werking tot een voorwerp overgaat, dat men zoekt te treffen: ik wierp den hond met eenen steen. Spreekw.: als men eenen hond werpen wil, vindt men ligt eenen steen, zie steen. Van hier werf, werp, of worp, werpel, of