Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Werkstuk] WERKSTUK, z.n., o., des werkstuks, of van het werkstuk; meerv. werkstukken. Van werken en stuk. Een ding, dat met bijzondere kunst, of moeite, vervaardigd is: een werkstuk van Gods hand. Het werkstuk van Vulkaen. Vond. Vorige Volgende