[Welzijn]
WELZIJN, z.n., o., des welzijns, of van het welzijn; zonder meerv. Van wel en de onbepaalde wijze van zijn. Anders welwezen. Een staat van geluk en genoegen: uw welzijn hangt er aan. Tot bevordering van het welzijn van den staat. Bijzonderlijk, gezondheid: ik verheug mij over uw welzijn.