Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z
(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 141]
| |
Welkoom hier! Halma. Wel driemaal wellekoom! Vond. Bij iemands te huis komst begroet men hem met: welkom te huis! en hiermede bestempelt men in Vriesland een geschenk, dat door den te huis komenden wordt medegebragt: hij gaf aan elk eenig welkom te huis. Ik kreeg het van hem tot welkom te huis. Zij plaagden mij om welkom te huis koek. Elders heet zulk een geschenk een welkom: soo schonk hij mijn een keten tot eenen wellekom. Brederoo. En dit zelfde woord beduidt elders, als z.n., eene welkomgroet: waarlijk, een fraaije welkom! Verwondert van zulk eenen welkoom. Hooft. Ging de bruiloft in met eenen wellekom. Vond. Oulings ook welkomgeld: welkom betaelen. Kil. - Als bijw. voegt men welkom bij zijn, wezen, en heeten: gij zijt hier welkom. Hij zal er welkom wezen. Ik heet u welkom, vriend! Als bijv. n., zegt men: een welkome vriend, gast, enz. Zamenstell.: welkombeker, Kil. welkomgheld, dat men bij zijne intrede in een gezelschap geeft, om des te beter welkom te wezen, Kil., welkomgroet, welkommaeltijd. Kil. Voorts komen van hier welkomen, welkom heeten, Kil., angels. velcomian, eng. welcome, 't welk Vond. en Smits voor verwelkomen nemen, verwelkomen, enz. Welkom, welkoom, wellekoom, wellekom, oulings willecome, hoogd. willkommen, Strijk. willechomen, zweed. wälkomma, eng. welcome, vries. wolkom, is zamengesteld uit wel, en kom, van komen. |
|