[Welgelukzalig]
WELGELUKZALIG, bijv. n., zonder vergrootingstrappen. Van wel en gelukzalig. Genoegzaam evenveel, als dit laatste woord: elck een, diese vasthoudt, wort welgelucksalich. Bijbelv.; waar iemand welgelukzalig roemen evenveel is, als deszelfs geluk verheffen. Elders wordt dit woord veelal door welzalig vervangen: welzalig hij, die naar der boozen raad zijn gang niet rigt. L.D.S.P. Bij Kil. vindt men geen van beide.