[Wegwijzer]
WEGWIJZER, z.n., m., des wegwijzers, of van den wegwijzer; meerv. wegwijzeren, of wegwijzers. Van weg en wijzer, van wijzen. Iemand, die den weg wijst: wij namen hem tot wegwijzer mede. Ook oneigenlijk: leidsman en wegwijzer, op het pad van eer. Een paal, waarop de wegen aangeduid worden: het stond evenwel uitdrukkelijk op den wegwijzer te lezen.