Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Wegschrabben] WEGSCHRABBEN, bedr. w., gelijkvl. Ik schrabde weg, heb weggeschrabd. Van weg en schrabben. Al schrabbende wegnemen: schrab die schubben ook nog weg! Al schrabbende doen verdwijnen, verschrabben: hij schrabt den wortel bijkans weg. Vorige Volgende