Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z
(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 107]
| |
grijpen: die jongen pakt alles weg, wat hem voorkomt. Zich wegpakken, is, zich haastiglijk wegmaken, ook zich wegscheren: pak u oogenblikkelijk weg! Packt u wech nae uwe plaetse! Bijbelv. Hoogd. wegpacken, vries. weipakje. |
|