[Wegmaken]
WEGMAKEN, bedr. w., gelijkvl. Ik maakte weg, heb weggemaakt. Van weg en maken. Te zoek maken: wie heeft dat weer weggemaakt? Zich zelven wegmaken, is, maken dat men wegkome, zich wegpakken: de sonne opgaende, maken sij sich wech, ende liggen neder in hare holen. Bijbelv. Zijn goed wegmaken, is,