Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 103] [p. 103] [Wegknorren] WEGKNORREN, bedr. w., gelijkvl. Ik knorde weg, heb weggeknord. Van weg en knorren. Door geknor verdrijven: als haar man te huis komt, knort zij hem welhaast wederom weg. Vorige Volgende