[Weggooijen]
WEGGOOIJEN, bedr. w., gelijkvl. Ik goeide weg, heb weggegooid. Van weg en gooijen. Van zich afgooijen: hij gooide hem een heel eind weg. Heengooijen, om het niet meer te gebruiken: wat hebt gij aan dat weggooijen? Iets verre weggooijen, is, betuigen, dat men zich daarmede in het geheel niet inlaten wil: gooi het zoo ver niet weg!