[Wegdringen]
WEGDRINGEN, bedr. en onz. w., ongelijkvl. Ik drong weg, heb en ben weggedrongen. Van weg en dringen. Bedr., door dringen verwijderen: men drong ons weg. Onz., zich al dringende verwijderen: hij zocht door de menigte henen weg te dringen.