Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z
(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 92]
| |
reldsch goed! Wech purper 't welck de borsten der Koningen bedeckt. Vond. Weg met hem! is, dat men hem wegvoere! Als bijwoord komt het voor in: voor iemand weg, voor iemands oogen weg, voor iemands aangezigt weg, bij iets weg, van iets weg, daarvan verwijderd; en wordt het met voort en heen verwisseld, zoo op zich zelf, in: hij schrijft maar weg, slecht weg, langzaam weg, enz., als in zamenstelling met eene reeks van werkwoorden; waarmede het echter niet, dan scheidbaar, vereenigd wordt; gelijk als wij zulks mede ten aanzien van heen, henen, hebben opgemerkt. In sommige zamenstell. beteekent het ook te zoek. Van hier voorts weg, z.n., wege, wegen, bewegen, enz. |
|