[Weedasch]
WEEDASCH, z.n., vr., der, of van de weedasch; zonder meerv. Asch, die bij de bleekers, verwers, zeepzieders, enz., in gebruik is: Poolsche, Moscovische, weedasch. Zamenstell.: weedaschton, enz.
Weedasch, Kil. weedasschen, weijdasschen, hoogd. waidasche, fr. guedasse, wordt dus genoemd, niet om dat zij van weede gebrand, maar om dat zij door de verwers te gelijk met de weede gebezigd wordt.