Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z(1811)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Wederspalt] WEDERSPALT, z.n., vr., der, of van de wederspalt; zonder meerv. Van weder en spalt. Muiterij, wederspannigheid: de stichters der wederspalt. Van hier wederspaltig, wederspaltigheid. Vorige Volgende