[Wederkant]
WEDERKANT, z.n., m., des wederkants, of van den wederkant; meerv. wederkanten. Van weder en kant. Tegenoverstaande kant, tegenzijde, wederzijde: aan den wederkant van het gebergte. Van hier aan weerskanten, en van weerskanten, van beide zijden: alt de genegenheid niet van weerskanten komt.