[Watergat]
WATERGAT, z.n., o., des watergats, of van het watergat; meerv. watergaten. Van water en gat. Een gat, waardoor water vloeijen kan; en een gat, dat vol water is. Overdragtelijk eene slechte plaats, die rondom in het water ligt, of daarmede opgevuld is: het was voor dezen een akelig watergat.