[Wat]
WAT, een onveranderlijk voornaamwoord, van het onz. geslacht, dat ook als bijw. gebruikt wordt, en aan iets beantwoordt: geef mij ook wat! Hij heeft hem wat te boodschappen. Bijbelv. Als bijw.: ik moet wat rusten. Blijf nog wat! Best dat men 't wat vertreck. Vond. Vrij wat is merkelijk; heel wat grootelijks, wanneer men het als bijw. gebruikt; en anders iets groots: hij schijnt heel wat te zijn. Dit woord is eene verkorting van het oude ietwes, hoogd. etwas, Vond. en anderen ietwat, in den omgang ietewat, Halma iet of wat, lat. aliquid; zie iets; of het is een der punten van overeenstemming tusschen het Hollandsch en het Grieksch, waarin men τι op soortgelijk eene wijze bezigt.