karakter van een onverschillig mensch. Voorts beteekent het de overeenstemming eener rede zoo wel met de zaak zelve, als met de gemoedsgesteldheid des sprekers, in tegenoverstelling van onwaarheid, en in eenen harderen zin, van leugen, welke beteekenis in de zamenleving meest in gebruik is. Altoos de waarheid beminnen. Van de waarheid afwijken. Gij blijft der waarheid niet getrouw. De waarheid te na komen. Achter de waarheid komen, d.i. de waarheid, of de ware gesteldheid der zaak vernemen. In waarheid wordt ook als eene zwakke bevestiging gebezigd, als: in waarheid, ik ben zeer ongelukkig. Ik weet het in waarheid niet. Ook de ware gesteidheid eener zaak. De waarheid spreken, zeggen, bekennen, der waarheid hulde doen. De zuivere waarheid belijden. Om u de waarheid te zeggen. De waarheid uit iemand krijgen, de ware gesteldheid eener zaak, door uitlokken, van iemand vernemen. Waarheid beteekent voorts eene ware stelling, eene ware oordeelvelling, en wordt, als zoodanig ook in het meervoud gebezigd. Wijsgeerige, God geleerde waarheden. Nuttige waarheden leeren. Hersenschimmige zaken voor waarheden aannemen. Eene bittere waarheid; ook met het meerv.: Iemand bittere, harde waarheden zeggen. Iemand de waarheid zeggen, d.i. hem iets verwijten. De zamenhang van ware stellingen, het ware leerbegrip, zonder meerv. De waarheid verkondigen. Om der waarheid wille vervolgd worden. Een getuige der waarheid. Zamenstell.: waarheidspreker, waarheidverkondiger, waarheidminnaar, enz.
Bij Notker uuarheit; voor 't welk, weleer, met andere afleidingslettergrepen, uuarnissi, uuarniss, uuarhafti en uuara, meer in gebruik waren.