[Waalsch]
WAALSCH, walsch, bijv. n., zonder trappen van vergrooting. Alles, wat op het land der Walen betrekking heeft, of tot derzelver taal en gewoonten behoort: zij is een Waalsch meisje. De Waalsche taal. Ook wordt het figuurl. voor onverstaanbaar gebezigd, als: het was altemaal waalsch voor mij. Wat schepsel kan dat koeterwaalsch, d.i. die brabbeltaal, verstaan? Ook wordt het woord walsch voor fransch gebezigd, als: het walsch Vlaanderen, d.i. het fransch Vlaanderen. Van daar heet, bij de vereenigde Nederlanden, de gemeente der hervormde Franschen, de walsche gemeente. Zamenstell.: waalsch - walschland.