Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Vuurbaak] VUURBAAK, z.n., vr., der, of van de vuurbaak; meerv. vuurbaken. Van vuur en baak. Een toren, op welken ten beste der zeelieden, des nachts, vuur gestookt wordt. Vorige Volgende