Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V
(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 507]
| |
tot een huwelijk aanzoekt: zij heeft verscheidene vrijers. Toen hij uw vrijert wert. Vond. Jongman: hij begint een heele vrijer te worden. Wel vrijer! wat komt gij hier doen? Ongehuwd manspersoon: hij is nog vrijer. Die oude vrijer. Van hier vrijerij, vrijerschap. Zamenstell. kermisvrijer, enz. Vrijer, Kil. vrijder, neders. frijer, deen. frier, boh. fregjr, pool. freijerez, hoogd. freijer, komt van vrijen. |
|