menstell.: vriendbroederlijk, vriendengroet, vriendenmaal, vriendhoudend, vriendmatig, enz. Allemansvriend, bloedvriend, boezemvriend, echtvriend, halsvriend, hartevriend, huwelijksvriend, ontvrienden, onvriend, tafelvriend, zielevriend, enz.
Vriend, eng. friend, angels. freond, vries. freun, neders. fründ. hoogd. freund, Kero, Ottfrid. friunt, Ulphil. friends, zweed., ijsl. fraende, is evenzeer een deelw. van frigon, beminnen, als vijand van vijen, haten; zie vrijen. Anderen brengen het tot het aloude frithe, vrede.