Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Vorstendom] VORSTENDOM, z.n., o., des vorstendoms, of van het vorstendom; meerv. vorstendommen. Van vorst. Het gebied van eenen vorst van minderen rang, dan die van eenen Koning: Pruissen werd van een vorstendom tot een Koningrijk verheven. Vorige Volgende