[Voren]
VOREN, eigenlijk evenveel als voor, en daarvan door zulk een toevoegsel gevormd, als achteren van achter, onderen van onder; en door middel van 't welk men binnen van be en in, buiten van be en uit, boven van be en op, beneden van be en nede, welks eerste vergrootingstrap neder is, gevormd heeft Dit voren bezigt men in plaats van voor, in naar voren, van voren te voren, en van te voren, en oulings ook in hier voren: alst beschreven is hier voren. M. Stok.; waar voren ook op zich zelf in plaats van voor gebruikt wordt: de ankers vut setten achter en