[Voorwerk]
VOORWERK, z.n., o., des voorwerks, of van het voorwerk; meerv. voorwerken. Van voor en werk. Werk, dat voor ander werk vooraf gaat, zoo ten aanzien van tijd, als ten opzigte van plaats: toen het voorwerk afgedaan was, ging men tot de zaak over. Het voorwerk van dat boek doorgebladerd hebbende.