[Voorvader]
VOORVADER, z.n., m., enkel gebruikelijk in het meerv. voorvaderen. Van voor en vader. Voorouderen van het mannelijk geslacht: de stambeelden der oude voorvaderen. Vond. Wedergekeert tot de ongerechtigheden harer voorvaderen. Bijbelv. Van hier voorvaderlijk, dat tot de voorvaderen behoort.