[Voorstel]
VOORSTEL, z.n., o., des voorstels, of van het voorstel; meerv. voorstellen. Van voorstellen. De daad van voorstellen: door het voorstel van zijne bemiddeling. Bij het voorstel van al de ijsselijkheden des oorlogs. Het gene voorgesteld wordt: dit vlocht hij ook in zijn voorstel in. Dit voorstel heeft dan niets of luttel te beduiden. D. Deck. Het nutkundige voorstel. Vond. Na dezen voorstel. Hooft; bij wien dit woord, even als uitstel, mannelijk is. Voorts ook het voorste zeil en treil van een schip: het voorstel van dat vaartuig is voor hetzelve te groot.