[Voormiddag]
VOORMIDDAG, z.n., m., des voormiddags, of van den voormiddag; meerv. voormiddagen. Van voor en middag. Dat gedeelte van den dag, dat tusschen den morgen en middag valt: alle voormiddagen studeert hij. Des voormiddags wordt als een bijw. gebruikt, voor eiken voormiddag. Zamenstell.: voormiddagsbezoek, voormiddagskerk, enz.