Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V
(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 438]
| |
voor, eene verbastering van het fr. en eng. forge, eene smidse. Een smidshamer: hij sloeg de kist met den voorhamer open In den Statenbijbel ook een strijdhamer, zoo als de Hongaarsche delta, of balta: ghij zijt mij een voorhamer, ende krijchswapenen. |
|