[Voorgebergte]
VOORGEBERGTE, z.n., o., des voorgebergtes, of van het voorgebergte; meerv. voorgebergten. Van voor en gebergte. Hoogd. vorgebirge. Kil. veurberg der zee. Een gebergte, dat voor de overige kust in zee uitsteekt, eene kaap, lat. promontorium, waarnaar ons voorgebergte gevormd is.