Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Voordans] VOORDANS, z.n., m., van den voordans; meerv. voordansen. Verkleinw. voordansje. Van voor en dans. Een dans ter opening van een' algemeenen dans: de voordans van een ballet. Vorige Volgende