Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Voorbede] VOORBEDE, z.n., vr., der, of van de, voorbede; meerv. voorbeden. Van voor en bede. Hoogd. fürbitte. De daad van voorbidden: op uwe voorbede. De inhoud [pagina 428] [p. 428]van een gebed voor anderen: hoe luidde uwe voerbede? Vorige Volgende