[Voorbarig]
VOORBARIG, bijv. n. en bijw. voorbariger, voorbarigst. Van het oude voorbaar, van baren, beren, veel beweging en geschreeuw maken. Onbezonnen, onbedacht te werk gaande: hij is altoos even voorbarig. Voorbarige tijding, ongegronde, uit geen rijp onderzoek voortspruitende. Van hier voorbarigheid, voorbariglijk.