[Vooral]
VOORAL, bijw. Van het voorzetsel voor en al. Verschilt van voor al, in: eens voor al, in plaats van al; en beteekent, bij voorkeur, voor en boven alle dingen. Vreest God vooral! Neem dit vooral in acht! Zondig daartegen vooral toch niet. Waervan men mij vooral den lof niet geven moet. Westerb.