[Volslagen]
VOLSLAGEN, bijv. n. en bijw., volslagener, volslagenst. Eigenlijk, een deelw. van het ongebruikelijke volslaan, alslaande afwerken, zoo als de smeden, en andere handwerkers, hun werk. Als bijv. n., derwijze gesteld, dat er niets meer aan ontbreekt: eene volslagene uitrusting. Ik heb een volslagen uur zitten wachten. Een volslaeghen kleed, is, bij Kil. een ruim, wijd en onbekrompen. Als bijw. ten volle: hij schijnt volslagen gek te zijn.