[Voldingen]
VOLDINGEN, bedr. w., gelijkvl. Ik voldong, heb voldongen. Van vol en dingen. Al dingende naar zijnen wensch doen afloopen: hij heeft zijne pleitzaak voldongen. Voldoende staven: thans vlei ik mij het beweerde te hebben voldongen. Het schijnt mij nog geenszins voldongen.