[Vliegenvanger]
VLIEGENVANGER, z.n., m., des vliegenvangers, of van den vliegenvanger; meerv. vliegenvangers. Van vlieg en vanger. Al wie vliegen vangt. Bijzonderlijk, elke kleine vogel, die vliegen in de vlugt vangt. Allerbijzonderst zeker slag van kwikstaartjes. Hoogd. fliegenschnapper, fliegenspieszer, fliegenstecher, fliegenvogel.