Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 358] [p. 358] [Vlaggeman] VLAGGEMAN, z.n., m., des vlaggemans, of van den vlaggeman; meerv. vlaggemannen, en vlaggemans. Van vlag, vlagge, en man. De aanvoerder van evenveel welke partij: de toenmalige vlaggeman der voetianen. Anders ook vlagvoerder. Vorige Volgende