[Vischboom]
VISCHBOOM, z.n., m., des vischbooms, of van den vischboom; meerv. vischboomen. Van visch en boom. Een Westindisch boomgewas van twee verschillende soorten, dus genoemd, omdat deszelfs gekneusde takken en bladen, in het water geworpen, de visschen dronken maken, en boven doen komen, zoo dat zij zich met de hand laten grijpen. Eveneens voert het zaad van een Oostindisch boomgewas den naam van vischkorrel, omdat het dezelfde kracht bezit. En men geeft dien van vischdooder aan een boomgewas, dat de visschen doodt.