Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 343] [p. 343] [Vijgeboot] VIJGEBOOT, z.n., vr., der, of van de vijgeboot; meerv. vijgebooten. Van vijgen en boot. Anders vijgekorf en vijgemand. Een mandje, waarin men de vijgen pakt. Vorige Volgende