[Vijfwekig]
VIJFWEKIG, bijv. n., zonder vergrootingstrappen. Van vijf en wekig, van week. In overeenkomst met vierwekig, driewekig, enz., dat vijf weken duurt: eene vijfwekige gevangenis. Zoo is vijfdaagsch, in overeenstemming met vierdaagsch, enz., dat vijf dagen duurt; vijfmaandig, in overeenstemming met viermaandig, enz., dat vijf maanden duurt; vijfjarig, in overeenstemming met vierjarig, enz. dat vijf jaren duurt. Maar voorts beteekenen vijfjarig, vierjarig, enz. ook dat vijf jaren, vier jaren, enz. oud is; vijfmaandig, viermaandig, enz., dat vijf maanden, vier maanden, enz. oud is; en vijfwekig, vierwekig, enz. dat vijf weken, vier weken, enz. oud is.