[Vieravond]
VIERAVOND, z.n., m., des vieravonds, of van den vieravond; meerv. vieravonden. Van vieren en avond. Anders heiligavond. De avond, die voor eenen heiligen dag vooraf gaat, en op welken men zich reeds van zijne werkzaamheden speent; en voorts elke tijd, welken men, na de afwerking van eenige taak, vrij heeft: dan heb ik vieravond. Ik geef u vieravond. Bij Halma ook eene taak, die men afwerken moet, om heiligavond te krijgen.