[Vetgezwel]
VETGEZWEL, z.n., o., des vetgezwels, of van het vetgezwel; meerv. vetgezwellen. Van vet en gezwel. Eene ophooping van vet in den vetrok, of het vetvlies, van welk ongemak men bijzondere soorten met de namen van vetbreuk, en vetnavelbreuk, bestempelt.