Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Vetgans] VETGANS, z.n., vr., der, of van de vetgans; meerv. vetganzen. Van vet en gans. Verschilt van vette gans, en is eene bijzondere benaming der Magellaansche gans, of Pinguin, die zeer vet is. Vorige Volgende