[Verzoek]
VERZOEK, z.n., o., des verzoeks, of van het verzoek; meerv. verzoeken. Verkleinw. verzoekje. Van het onscheidb. voorz. ver en zoeken, met weglating van den staart, zie ver. Het gene verzocht wordt: wat is uw verzoek? Mij te geven mijne bede, ende mijn versoeck te doen. Bijbelv. ô Bronmaeght! stem 't