[Verweend]
VERWEEND, bijv. n., verweender, verweendst. Bij Kil. evenveel, als verwaand. Voorts, lekker opgebragt: een verweend kind. Halma. Tot brasserij bestemd: met leckre snoeperij, in haer verweende feesten. Vlaerd. redenr. Oul. werd het meest in eenen goeden zin voor luisterrijk, prachtig, gebezigd.