[Vertroosting]
VERTROOSTING, z.n., vr., der, of van de vertroosting; meerv. vertroostingen. Van vertroosten. De daad van vertroosten: door vertroosting opgebeurd. Het gene tot vertroosting dient: zij was mijne vertroosting. Laet dit zijn uwe vertroostingen. Bijbelv.